--> Inhoudstafel Brochure <--

Ravage in het Oosten

Door Hans Roels
Meer dan 10 jaar na de val van de muur bieden de resultaten van de vrije markt een allesbehalve fraaie aanblik. De burgerverenigingen, die actief het einde van het staatscommunisme bewerkstelligden, hoopten op een soort van sociale middenweg tussen een wild kapitalisme en een strikt communisme. Maar al snel bleek er niet veel keuze te zijn: het moest en zou de vrije markt worden die zegevierde. In een tweeluik staan we eerst stil bij de sociale en economische gevolgen van deze omvorming tot een markteconomie om daarna de actieve rol van de EU hierin te bekijken.

Megakoopjes!

Wat na 1989 in Oost-Europa gebeurd is, is als niets anders te beschrijven dan een capitulatie van de Oost-Europese economie aan de westerse multinationals. De economie van de verliezers van de koude oorlog werd voor weinig geld verkocht aan de winnaars. In minder beschaafde tijden heette dit plundering, nu noemt men dit privatisering. De meest interessante bedrijven werden in een soort van megasolden aangeboden aan de kapitaalbezitters. De Wereldbank schat dat op vijf jaar tijd in die regio 30.000 grote en middelgrote bedrijven geprivatiseerd werden (ter vergelijking: in de rest van de wereld waren er dat op 11 jaar tijd ongeveer 7.000). Een historische overwinning zonder voorgaande voor het kapitalisme. Omdat het BNP van deze landen over het algemeen veel lager is dan dat van de West-Europese landen, werden ze geconfronteerd met multinationals met een omzet die groter is dan het eigen BNP. In Hongarije bijvoorbeeld staan multinationals al in voor bijna één derde van het BNP.

Armoede

Zelfs op puur economisch vlak is 10 jaar liberalisme moeilijk een succes te noemen. Geen enkel Oost-Europees land, behalve Polen, heeft opnieuw het BNP-peil van 1989 bereikt.
Maar wat veel erger is, de sociale balans van 12 jaar vrije markt is ronduit schokkend (iets wat trouwens de “sociaalvoelende” vrijemarktaanhangers nu ook erkennen). De armoede is in die regio gestegen van 4% in 1989 tot bijna éénderde van de bevolking vijf jaar later. Overal daalden de reële lonen, met éénvierde in Polen of nagenoeg de helft in Roemenië en Letland. Publieke diensten als kinderopvang of scholen werden veel duurder en staatsuitkeringen zoals pensionen werden verlaagd. In de Oekraïne bijvoorbeeld voerde de regering met steun van het IMF een shocktherapie door waardoor de prijs van het brood verdrievoudigd, die van elektriciteit verzesvoudigd en die van het publieke transport vernegenvoudigd werd.
De armoede treft niet alleen de ouderen maar ook kinderen en arbeiders. Voor het eerst sinds decennia duikt in verschillende Oost-Europese steden het (derdewereld)fenomeen van straatkinderen de kop op. Geschat wordt dat er in 1997 in Moskou 60 000 kinderen op straat leefden en in Roemenië ongeveer 3000.
Een ander teken van de snelle sociale achteruitgang is de daling van de gemiddelde leeftijd en het hogere sterftecijfer. Vooral het mannelijke deel van de bevolking is de dupe. Op elke duizend Hongaarse mannen sterven jaarlijks bijna 21 mannen, ongeveer het dubbele van 20 jaar geleden. Gemiddeld worden Hongaarse mannen slechts 65 jaar. De situatie is zo erg dat zelfs de NAVO, niet de echt de meest sociaalbekommerde organisatie, een congres hierover in Oost-Europa sponsorde. Niet enkel de verslechterde economische situatie voor het merendeel van de bevolking speelt hierin een rol. De wetenschappers op dit congres stelden vast dat vooral Oost-Europese mannen psychische moeilijkheden ondervinden met de overgang naar een westerse markteconomie en de bijhorende uitdagingen zoals concurrentie en stress. De situatie in Rusland is zo mogelijk nog erger. Daar leven mannen gemiddeld 8 jaar korter dan een decennium geleden! Het veelgeprezen kapitalisme heeft er voor gezorgd dat 56 jaar nu de gemiddelde leeftijd voor mannen is geworden.

Ongelijkheid

De levensstandaard van de meerderheid van de bevolking mag dan al gedaald zijn, een kleine minderheid heeft zich daarentegen wel kunnen verrijken. De invoering van de vrije markt in Oost-Europa heeft er voor gezorgd dat de ongelijkheid enorm is toegenomen. Terwijl het communistisch regime er voor zorgde dat de inkomensongelijkheid niet al te groot werd, bereikt in landen als Rusland of de Oekraïne die ongelijkheid extreme vormen. Deze landen zijn op dit vlak te vergelijken met Mexico of de Filippijnen waar 1 miljardair evenveel verdient als 60 miljoen landgenoten. In dichtergelegen Oost-Europese landen is de situatie minder extreem maar de ongelijkheid is ook in die landen fors toegenomen. Ook de polarisatie tussen verschillende regio’s is gegroeid, de economie groeit vooral rond enkele welbepaalde polen terwijl in andere gebieden de werkloosheid hoog oploopt.

een nieuwe rol voor Oost-Europa

De Oost-Europese landen kwamen snel in een afhankelijkheidspositie t.o.v. de westerse landen (en banken) terecht. De buitenlandse schuld van de meeste Oost-Europese landen is op tien jaar tijd flink opgelopen waardoor hun lot afhankelijk is geworden van westerse geldschieters. Een land als Hongarije heeft bijvoorbeeld een buitenlandse schuld van 70% van het BNP.
Bovendien werden deze landen verplicht om hun markt open te stellen voor westerse producten waardoor ze overspoeld werden met geïmporteerde consumptieartikelen. De lokale producenten konden dikwijls de concurrentie met deze import niet aan. De handelsbalans met de EU is zeer ongelijk. De Oost-Europese landen importeren meer uit de EU dan ze er naar uitvoeren. Dit versterkt de machtspositie van de EU. Verschillende Oost-Europese landen zijn ook wat voedselvoorziening betreft afhankelijk geworden van Europa (om wille van een slechte oogst was Rusland zelfs al verplicht om voedselhulp van de EU te aanvaarden). Terwijl in Oost-Europa het aandeel van de industrie in de totale economie serieus verminderd is (veel bedrijven werden gesloten omdat ze niet competitief waren), wordt hun voorraad aan natuurlijke grondstoffen als troef uitgespeeld op de wereldmarkt. Westerse bedrijven zijn druk bezig om Kazachtstan te helpen met de olieontginning of Rusland met de houtwinning.
De schuldenlast, de dumping van westerse producten en de uitvoer van primaire grondstoffen doen aan derde wereldpraktijken herinneren. Men kan terecht spreken van het ontstaan van een nieuwe gordel van afhankelijke landen rond Europa en hoe meer oostwaarts (Rusland, Oekraïne,..) men gaat, hoe slechter de economische situatie.

Uw Commentaar